Two Forms of Group Therapy and Individual Treatment of Work-Related Depression
Sandahl, C., Lundberg, U., Lindgren, A., Rylander, G., Herlofson, J., Ake Nygren, A., Asberg, M. Two Forms of Group Therapy and Individual Treatment of Work-Related Depression: A One-year Follow-up Study. International Journal of Group Psychotherapy, 61, ( 4), 2011.
Verslaggever Monique Leferink op Reinink
Samenvatting
Patiënten met langdurig ziekteverlof ( > 90 dagen) die werkzaam waren in een administratieve functie, met een diagnose van werk gerelateerde depressie, dysthymie, of een aanpassingsstoornis (Burn-out) werden at random verdeeld over ofwel een kortdurende cognitieve groepspsychotherapie (CGT) ofwel een kortdurende focale psychodynamische groep ( FGT) of een groep die de standaard behandeling kreeg ( medicatie en rust). De patiënten waren 18-65 jaar oud, woonden in Stockholm of omgeving, de meerderheid was vrouw ( 70%) met een gemiddeld leeftijd van 43 jaar, het opleidingsniveau was hoog. Exclusiecriteria waren een acute psychose, een bipolaire stoornis, drugmisbruik, acute suïcidaliteit, een antisociale of schizo typische persoonlijkheidsstoornis, een al lopende psychotherapie en onvoldoende kennis van het Zweeds. 120 patiënten namen deel. Na een pre-therapie interview vielen 3 patiënten af.
Methode
Alle patiënten werden geïnterviewd en vulden vragenlijsten in ( CPRSS-A, SCL-90, OLBI) voor de behandeling begon en 6 en 12 maanden na de behandeling. Bovendien werd er een telefonisch interview gehouden na 6 - en 12 maanden. Afhankelijke variabelen waren: depressie, angst, maag-darmklachten , uitputting en werk gerelateerde demotivatie. De patiënten werden over 10 behandelingsgroepen verdeeld ( vijf voor ieder model) met 6 tot 8 patiënten in iedere groep. De behandelingsgroepen werd op video vastgelegd. Patiënten waren zeer gemotiveerd voor behandeling. De CGT groep was gebaseerd op cognitieve principes, de FGT groep was proces georiënteerd en gebaseerd op een integratie van verschillende groepsanalytische principes. De groepen hadden echter enige overeenkomst: de CGT groep was meer proces georiënteerd dan een reguliere CGT groep en in de FGT groep werden huiswerkopdrachten gegeven, die voortvloeiden uit het groepsproces. Er werden 14 zittingen gehouden van 90-120 minuten, de eerste 8 tot 10 zittingen vonden twee keer per week plaats, de laatste zittingen eenmaal in de week.
Data analyse
Om de gemiddelde verschillen over tijd tussen de twee behandelcondities ( CGT en FGT) en de controlegroep te onderzoeken, werd een gemengd ANOVA model gebruikt voor alle behandelcondities. Er werden drie analyses uitgevoerd. Ook de intragroepseffecten werden berekend ( RCI).
Resultaat
Bij de follow-up 12 maanden later rapporteerde 70% van de patiënten een betrouwbare verbetering van de onderzochte symptomen en patiënten in de totale steekproef bleken significant verbeterd op alle metingen. Er werden geen verschillen in uitkomst gevonden tussen de drie onderzochte groepen. De mate van ervaren verbondenheid met de groep als geheel in de middenfase van de behandeling bleek duidelijk gecorreleerd met het resultaat.
Wat betekent dit voor de groepspsychotherapie?
Dit onderzoek gaat over de behandeling van het Burn-out ‘syndroom’ (werk gerelateerde depressie, dysthymie of aanpassingsstoornis), een veel voorkomende klacht met nogal wat maatschappelijke gevolgen zoals bijvoorbeeld werkstress, samenwerkingsproblemen en ziekteverzuim. Er blijkt weinig systematisch onderzoek te zijn gedaan naar deze belangrijke klacht en het maakt nieuwsgierig wat groepstherapeutische behandeling hier kan betekenen. Een ander interessant aspect aan dit onderzoek is dat het een van de weinige RCT’s betreft waarin twee verschillende vormen van (kortdurende) groepspsychotherapie worden vergeleken voor behandeling van een specifiek omschreven klacht. In dit onderzoek betreft het de kortdurende CGT- groep en de kortdurende focale psychodynamische therapiegroep. Deze twee condities worden ook nog eens vergeleken met een controleconditie ‘standaard behandeling’ (medicatie en rust). De drie vergeleken groepen waren even effectief, en patiënten verbeterden significant. Verwarrend voor de onderzoekers was de uitkomst dat de patiënten uit de controlegroep even veel verbeterden als die uit de twee therapeutische groepen. Veel patiënten uit de controlegroep bleken achteraf toch zelf therapeutische hulp ( veelal individuele behandeling) te hebben gezocht waardoor de controle conditie ‘standaard behandeling’ te weinig verschilde van de therapiecondities Wat in dit onderzoek opvalt is dat de verschillende therapeutische benaderingen in de twee behandelcondities enige overlap vertonen. Een meer nauwgezet in kaart brengen van de verschillende groepsprocessen binnen de disciplines zou mogelijk verschil kunnen maken. In de discussie vragen de auteurs zich af welke factoren in de groepsbehandelingen bijdragen aan het therapie-effect. Zelf denken zij daarbij aan meer algemene factoren als bijvoorbeeld het verbeteren van het zelfbeeld, het verkrijgen van meer zelfinzicht of het ontwikkelen van een meer adequate coping. Dat de in dit onderzoek geconstateerde commitment aan de groep eveneens van invloed is op het uiteindelijke behandelresultaat lijkt mij ook een belangrijk gegeven voor groepspsychotherapeuten. Wat dat betreft mis ik in dit onderzoek meer specifiek groepsgerichte variabelen als bijvoorbeeld de invloed van cohesie in de groep. Ook de korte duur van de groep, 14 zittingen, geeft te denken, zeker wanneer het geen gestructureerde aanpak betreft.
Relevantie voor richtlijnen voor depressie | O O O O O |
Relevantie voor onderzoek | O O O O O |
Relevantie voor groepsbehandeling | O O O O O |
Relevantie voor teamcoaching | OO O O O |
Relevantie voor groepsdynamicaopleiding | O O O O O |
Relevantie voor groepstherapieopleiding | O O O O O |
Relevantie voor KP opleiding/Psychiatrie opleiding | O O O O O |